Presb. Utrecht, I. 1439 (1439-1449) Den Bosch Heer Tielman Feyter van Boemel, die in de bronnen zowel dominus Tielmannes Feyter als dominus Tielmannes de Boemel wordt genoemd, werd waarschijnlijk te Zaltbommel geboren. Zijn vader was Ludolf, zoon van Tielman van Boemel. Heer Tielman had een halfbroer geheten heer Ludolf (Feyter) van Boemel. Deze was aanvankelijk monnik in het klooster Mariënkroon bij Heusden maar betrok in 1443 samen met een aantal andere monniken het daarvan afgescheiden klooster Marindonk te Elshout bij Oudheusden. Hij leefde nog in 1479. Verder had heer Tielman een volle zuster Lysbeth die getrouwd was met Claes Bongyers of Bogier, steenhouwer van de St.Jan. Een andere verwant was vermoedelijk Ludolf Buc van Boemel, zoon van Ludolf Jans soen van Boemel. Deze woonde omstreeks 1400 aan de Zijle. Zijn nakomelingen heetten veelal eveneens Ludolf Buc en behoorden tot het Bossche patriciaat. 1) Heer Tielman wordt voor het eerst genoemd op 22 december 1424 toen hij in de St.Jan als getuige aanwezig was bij een codicil van Gerit Groy, poorter van Den Bosch (zie nr.152). De testateur had eerder een beneficie ter ere van het H.Kruis en O.L.V. gesticht als tweede fundatie van het St.Nicolaasaltaar in de kooromgang van de St.Jan. Heer Tielman was als eerste rector aangesteld en behield het beneficie tot aan zijn dood. Daarnaast wordt hij van 1438 tot 1445 ook genoemd als rector van de tweede fundatie van het altaar van St.Jan Baptist in de kerk op het Groot Begijnhof. Heer Tielman bediende beide beneficies doorgaans zelf, maar in 1442 stelde hij voor zijn beneficie in de Begijnenkerk heer Goessen Pauwels (nr.306) als plaatsvervanger aan. In 1436 bediende hij zelf tevens het altaar van St.Andreas en de Twaalf Apostelen en de eerste fundatie van het altaar van St.Willibrordus in de Begijnenkerk. Een jaar later waren deze taken overgenomen door heer Bartholomeeus Buck. Op 30 juli 1439 maakten Lambert Reyners van Beerze en diens vrouw Weyndelmoed in heer Tielmans huis in de Peperstraat hun testament ten overstaan van Rutger van Arkel (nr.14). Heer Tielman werd samen met hem tot executeurtestamentair benoemd en kreeg net als hij voor de moeite een zilveren beker. Op 13 oktober 1439 stelde hij zelf als notaris het testament op van een inwoonster van Den Bosch. 2)
Op 2 januari 1443 droeg heer Tielman zijn huis, erf en tuin in de Peperstraat, welke goederen hij eerder van zijn zwager Claes Bongyers had gekocht, over aan Amelis vanden Hoevel en Goessen Tolinc. Deze droegen de goederen op 24 juli van dat jaar weer over aan de steenhouwer Gielis Coelman. Heer Tielman vestigde zich toen in een huis in de Putstraat dat hij reeds langer bezat. Het bestond uit enkele kamers met een tuin en was in 1448 gelegen tussen een ander goed van heer Tielman enerzijds en een erfgoed van Claes Bongyers anderzijds, terwijl de achterzijde van de tuin grensde aan het huis van Gielis Coelman. Vermoedelijk lag het dus net om de hoek van de Peperstraat, vlak bij zijn oude huis. Volgens het cijnsregister van de St.Jan maakte heer Tielman ook een notarieel instrument op waarbij hij zelf een erfcijns van 20 schellingen uit dit huis bestemde voor zijn jaargetijde. Na zijn dood werd het huis bewoond door zijn bediende Jenneken. Heer Tielman maakte op 16 april 1448 op het St.Janskerkhof zijn testament ten overstaan van heer Philips van Boningen (nr.60). Op 16 juni 1449 voegde hij daar ziek op bed gelegen in zijn woonhuis in de Putstraat nog een codicil aan toe. Aan zijn broer Ludolf legateerde hij een erfcijns van drie pond, alsmede twee lijfpachten van de steden Den Bosch en Zaltbommel voor zover die in 1449 nog niet waren uitbetaald. Tevens liet hij een erfcijns na aan de jongste fundatie van het O.L.V.-altaar in de St.Martinuskerk in Zaltbommel. Heer Tielman overleed op 18 juni, waarschijnlijk nog in hetzelfde jaar. 3)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1196, fo.89r (28 apr.1427), RA 1197, fo.323v (29 nov.1426), RA 1211, fo.342r (19 sept.1441), RA 1213, fo.28v (2 jan.1443), RA 1224, fo.182r (1454); Ludolf Feyter van Boemel: Bijlage II 60.6, 60.19; RANB, HCMM 121, fo.26v (regest 1323) (6 aug.1479); Claes Bongyers: GAH, RA 1213, fo.28v (2 jan.1443), fo.29v (4 jan.1443), RA 1211, fo.342r (19 sept.1441); Bijlage II 43.5, 269.20, 313.10; Vgl.: Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 415; Ludolf Buc en nakomelingen: GAH, THG 618 (16 sept.1367), 1533 (25 juni 1412), 1630 (21 febr.1421); Bijlage II 308.11, 401.8, 401.10; Hens e.a., Mirakelen, 200 noot 9; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, I 225, III 5; Van Rooij, Het oud-archief, II 93 nr.337, III 20 (index); Jacobs, Justitie, 264-267; Van Lith-Droogleever Fortuijn, "De stad 's-Hertogenbosch", 84; Hoekx, "De Bossche kloosters", 22-24; AAB II, hs. Kievits, p.22; Schutjes, Geschiedenis, IV 238. |
2. | Bijlage II 14.19, 60.14, 60.19, 127.1, 157.3, 157.11; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 85, 87, 89. |
3. | GAH, RA 1211, fo.342r (19 sept.1441), RA 1213, fo.28v (2 jan.1443), fo.29v (4 jan.1443), fo.122r (24 juli 1443), RA 1224, fo.182r (27 mrt.1454); GAH, THG 2119 (12 aug.1445); APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503, p.51; Bijlage II 60.19; APB, St.Jan II, Obituarium, p.182 |